In het arbeidsrecht zijn in 2015 verschillende wijzigingen doorgevoerd. Er zijn echter ook wijzigingen doorgevoerd in het sociaal zekerheidsrecht, zijnde de werkloosheidswet.
De werknemer heeft recht op een WW-uitkering als hij:
Er zijn twee referte-eisen: de wekeneis en de jareneis.
De jareneis wordt ook wel vier-uit-vijf-eis genoemd. De verzekerde die uitsluitend voldoet aan de wekeneis krijgt een basisuitkering van drie maanden. Wie ook aan de jareneis voldoet, heeft recht op een WW-uitkering van minimaal vier maanden en maximaal 38* (* vanaf 1 januari 2016 gaat er per kwartaal één maand van het maximaal aantal maanden af tot het maximaal is gesteld op 24, dit is in 2019.)
Wekeneis: om recht te hebben op een WW-uitkering moet de werknemer in de periode van
36 kalenderweken onmiddellijk voorafgaande aan de werkloosheid in tenminste 26 kalenderwerken als werknemer hebben gewerkt.
Jareneis: om recht te hebben op een langere uitkering dan 3 maanden dient de werknemer in de vijf kalenderjaren onmiddellijk voorafgaande aan het jaar waarin hij werkloos is geworden gedurende tenminste vier kalenderjaren over 208 of meer uren per jaar loon te hebben ontvangen of onmiddellijk voorafgaande aan of op de eerste werkloosheidsdag recht hebben op een loongerelateerde WGA-uitkering of op een IVA- of WAO-uitkering.
Voorheen bouwde de werknemer per jaar één maand WW-uitkering op. Dat is per 1 januari 2016 veranderd. De reeds opgebouwde jaren blijven bestaan, echter de op te bouwen jaren vanaf januari 2016 zijn als volgt: voor de eerste 10 jaar van het arbeidsverleden geldt nog steeds één maand per jaar, na de eerste 10 jaar arbeidsverleden is het slechts een halve maand per jaar.
De WW-uitkering is een loongerelateerde uitkering. Dit betekent dat de uitkering is gebaseerd op het laatstverdiende loon, het dagloon. De uitkering bedraagt de eerste twee maanden 75% van het dagloon, daarna 70%. Verder is er een maximumdagloon dit bedraagt vanaf juli 2016, € 203,85.
Voor de berekening van het dagloon wordt gekeken naar het sociale verzekeringsloon (staat vaak op de loonstrook) van één heel jaar voorafgaand aan de maand waarin het dienstverband eindigt. Eindigt bijvoorbeeld het dienstverband per 1 september 2016, dan telt de maand augustus niet meer mee en wordt er naar het sociale verzekeringsloon gekeken van augustus 2015 tot en met juli 2016. Sinds 1 juli 2015 wordt dit loon gedeeld door 261 dagen (het gemiddeld aantal uitkeringsdagen in een jaar).
Voor 1 juli 2015 werd dit loon gedeeld door het daadwerkelijk gewerkte aantal dagen in dat jaar.
Mensen die na een periode van werkloosheid een arbeidsovereenkomst voor 6 maanden, maar korter dan 1 jaar accepteren en nadien geen verlenging krijgen hebben een groot probleem. Indien de werknemer dan bijvoorbeeld 7 maanden heeft gewerkt wordt gekeken naar het loon over het laatste jaar, waarbij de laatste maand niet mee telt. Hierdoor wordt enkel gekeken naar het loon over 6 maanden. Dit wordt echter wel door 261 dagen gedeeld! Hierdoor kom je in dit voorbeeld uit op de helft van het daadwerkelijke dagloon. Op dit dagloon wordt je uitkering gebaseerd. Dus van dit dagloon ontvang je dan de eerste 2 maanden 75% en daarna 70%. Daardoor houdt de werknemer in dit voorbeeld respectievelijk 37,5 % dan wel 35% van het loon over!
Minister Asscher is met dit probleem bekend. Er gaat dan ook een reparatiewet komen. Deze wet zal naar alle waarschijnlijkheid per 1 januari 2017 worden gerepareerd. Echter, tot deze tijd kan dit voor vele problemen zorgen. Inmiddels hebben uitkeringsgerechtigden deze zaak aan de rechter voorgelegd. De rechter in Den Bosch heeft geoordeeld dat dit in strijd is met de werkloosheidswet en heeft het UWV opgedragen om dit te repareren. Indien dit bij u het geval is, doet u er goed aan om uw recht te halen en in bezwaar en (eventueel) beroep te gaan tegen de beslissing van het UWV!