Op Aswoensdag, de dag na carnaval, meldt Henk Vos zich bij zijn werkgever ziek. “Baas, ik ben ziek, ik heb last van mijn maag en ik ga naar huis”. “Daar komt niks van in”, zegt Smits, de werkgever. “Je hebt natuurlijk teveel carnaval gevierd en daar ga ik niet voor betalen; jij gaat werken”. Vos gaat toch naar huis en ontvangt één dag later een brief van Smits, waarin staat dat Vos zich ten onrechte ziek heeft gemeld en dat hij als werkgever het loon opschort. Wat zijn in dit geval de rechten en plichten van werkgever en werknemer?
Onze wet zegt dat in geval van ziekte in ieder geval 2 jaren 70% van het loon doorbetaald moet worden. De werkgever mag niet minder dan het minimumloon doorbetalen; maximaal betaalt een werkgever op grond van een CAO-regeling 100% van het loon.
Nee. Op het moment dat de werknemer zich ziek meldt, dient de werkgever de arbodienst in te schakelen. De arts van de arbodienst zal nagaan wat er aan de hand is, waarbij vervolgens de werknemer verplicht is om de arbodienst inlichtingen te geven over alles wat met een eventuele loondoorbetaling te maken heeft. De werkgever kan niet van de werknemer en arbodienst eisen dat aan hem de aard van de ziekte kenbaar wordt gemaakt.
Zowel werkgever als werknemer hebben bij ziekte een aantal verplichtingen tegenover elkaar, welke zijn opgenomen in de Wet Verbetering Poortwachter (WVP). De werkgever dient de ziekte uiterlijk op de 4e verzuimdag bij de arbodienst te melden. Hij dient ook bij langdurig ziekteverzuim een ziekteregistratie bij te houden. Daarnaast moet hij een Plan van Aanpak opstellen bij langdurige ziekte, waarbij de werkgever moet aangeven welke passende arbeid, indien beschikbaar, aan de werknemer kan worden aangeboden. De werknemer op zijn beurt is weliswaar niet verplicht de oorzaak van zijn ziekte mede te delen, maar hij dient wel aan te geven tot welke arbeid hij nog in staat is. Dit gaat in overleg met de arbo-arts die vervolgens aan de werkgever vertelt voor welke activiteiten en werkzaamheden de werknemer nog beschikbaar is. De WVP verplicht werkgever en werknemer aldus om samen een Plan van Aanpak op te stellen waarbij gekeken wordt wat het probleem is en op welke wijze de werknemer eventueel kan worden teruggeleid naar de werkgever. Indien de werkgever onvoldoende moeite doet om de zieke werknemer weer in het arbeidsproces te laten deelnemen, dan wordt de totale loondoorbetalingsverplichting met 1 jaar verlengd. Dus in plaats van 2 jaar wordt dit 3 jaar. Indien een werknemer weigert passende arbeid te accepteren, loopt hij de kans het recht op loon te verliezen of te worden ontslagen.
Indien partijen verschillen van mening over het bestaan van een ziekte, dan hebben beide partijen de mogelijkheid een second-opinion aan te vragen. Dit kan bij het UWV, het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen. Stel dat de werknemer meent dat hij ten onrechte arbeidgeschikt wordt geacht, dan kan hij vragen een tweede onderzoek in te stellen. Deze mogelijkheid heeft ook de werkgever indien de werkgever van oordeel is dat de werknemer niet of niet meer ziek is. Partijen kunnen ook een second-opinion vragen wat betreft het al dan niet verrichten van passende arbeid. Stel dat de second-opinionarts van oordeel is dat de werknemer nog steeds arbeidsongeschikt is, dan betekent dit dat de werkgever het loon moet doorbetalen. Indien de second-opinionarts van mening is dat de werknemer arbeidsgeschikt is dan kan de werkgever vanaf dat moment de loonbetalingen stopzetten indien de werknemer zich niet meldt voor de arbeid.
Indien de arbeidsongeschiktheid 2 jaar heeft geduurd, kan de werkgever de arbeidsovereenkomst beëindigen via het UWV. Laat u goed informeren door een advocaat.