Peter werkt al jaren als magazijnmedewerker. Hij merkt dat vooral het tilwerk niet meer zo soepel verloopt. Peter wil graag af van zijn arbeidsovereenkomst. Hij meldt dit mondeling aan zijn directeur. De directeur stemt hier mee in, geeft Peter een hand en wenst hem succes voor de toekomst. Peter wendt zich tot de uitkerende instantie voor een WW-uitkering. Hij gaat ervan uit dat hij een uitkering zal ontvangen, omdat hij heeft vernomen dat werkgever en werknemer in onderling overleg tot een beëindiging van een arbeidsovereenkomst kunnen komen. Is dat zo?
Om voor een WW-uitkering in aanmerking te komen dient de werknemer aan een aantal verplichtingen te voldoen. Hij / zij zal in eerste instantie aangifte moeten doen van werkloosheid: uiterlijk op de tweede dag van werkloosheid dient men zich te melden en als werkzoekende te laten registreren bij het UWV/Werkbedrijf. Tegelijkertijd dient men een uitkeringsaanvraag in te dienen. Vervolgens dient de persoon in kwestie alle gevraagde gegevens en bewijsstukken te verstrekken die nodig zijn om een beslissing te kunnen nemen. Het UWV/Werkbedrijf stelt vervolgens vast of een persoon recht heeft op een WW-uitkering.
Het UWV/Werkbedrijf legt de werknemer een inlichtingenplicht op. De werknemer zal alle feiten en omstandigheden moeten mededelen waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze feiten en omstandigheden van invloed kunnen zijn op het recht en op de hoogte van de uitkering, bijvoorbeeld of iemand nog andere verdiensten heeft.
Een werknemer is verplicht te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Een werknemer wordt verwijtbaar werkloos als hij ten gevolge van verwijtbaar gedrag jegens zijn werkgever wordt ontslagen. Dit kan zijn een ontslag op staande voet door de werkgever of een beëindiging van het dienstverband door de kantonrechter, waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van verwijten aan de kant van de werknemer. Het UWV/Werkbedrijf kan dan een sanctie opleggen, te weten een blijvende, algehele weigering van de uitkering. Uiteraard toetst het UWV/Werkbedrijf wat er aan de hand is geweest, want het aan een werknemer gegeven ontslag door een werkgever hoeft nog niet correct te zijn.
De werkgever en werknemer kunnen samen een beëindigingsovereenkomst opstellen, welke onder omstandigheden kan leiden tot het toekennen van een uitkering.
In de beëindigingsovereenkomst moet opgenomen staan dat de reden van de ontbinding voorkomt op initiatief van de werkgever en dat de werknemer van de situatie geen verwijt valt te maken. Immers, het UWV/Werkbedrijf blijft bevoegd om de verwijtbaarheid te toetsen en indien in de beëindigingsovereenkomst naar voren zou komen dat een werknemer disfunctioneerde, dan blijft de mogelijkheid bestaan dat de uitkering wordt geweigerd.
Terugkomend op de hierboven geschetste casus betekent dit dat aan Peter door het simpele feit dat hij mondeling met zijn werkgever is overeengekomen zijn arbeidsovereenkomst te ontbinden, geen uitkering zal worden toegekend. Wanneer hij een beëindigingsovereenkomst had getekend met zijn werkgever, waarin bovenstaande voorwaarden waren opgenomen, dan had hij wel recht op een uitkering gehad. Het blijft echter zaak, om ook al is er sprake van een beëindigingsovereenkomst, deze goed te laten toetsen, opdat fouten bij het toekennen van een uitkering worden voorkomen.