Het arbeidsrecht is vaak ingewikkeld voor werkgevers en werknemers. Het komt regelmatig voor dat zowel de werkgever als de werknemer een verkeerde voorstelling van zaken heeft wat betreft het type arbeidsovereenkomst. Men gaat bijvoorbeeld uit van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, terwijl dit in werkelijkheid een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd betreft. De wet of eventueel cao regelt dit en werkgever en werknemer kunnen hier niet van afwijken. De wet gaat voor hetgeen wordt afgesproken dus.
Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geeft de werknemer veel meer rechten dan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Ook de wijze waarop beide arbeidsovereenkomsten eindigen is verschillend. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege terwijl een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd vooraf door de werkgever moet worden opgezegd. Het weten welk type arbeidsovereenkomst een werknemer heeft is relevant voor de vraag of er nog loonaanspraken bestaan. Indien dit het geval is kan de werknemer hierop aanspraak maken en zal het UWV een verzochte WW-uitkering weigeren.
Per 1 januari 2015 geldt de zogenaamde aanzegverplichting voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die minimaal 6 maanden hebben geduurd. Deze verplichting komt erop neer dat een werkgever uiterlijk één maand voordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt, de werknemer schriftelijk dient te laten weten of, 1) de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet, en zo ja 2) onder welke voorwaarden de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet. Indien deze verplichting (deels) wordt geschonden heeft de werknemer recht op een (naar rato) aanzegboete.
Zoals gezegd gaat de werkgever er nogal eens vanuit dat hij moet aanzeggen (in de veronderstelling dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bestaat) terwijl hij moet opzeggen (omdat feitelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd). Hoe moet een dergelijke aanzegging worden beschouwd. Moet de werknemer in een dergelijke aanzegging een opzegging lezen of niet?
In het geval de werknemer een dergelijke aanzegging als opzegging dient te lezen dan dient hij snel in actie te komen. De WWZ kent namelijk erg korte vervaltermijnen. Als de werkgever namelijk de arbeidsovereenkomst opzegt zonder dat hij de weg via het UWV of de kantonrechter bewandelt (afhankelijk van de ontslaggrond) zal in de regel sprake zijn van een nietige opzegging. Met andere woorden: deze opzegging is niet geldig. Echter, tegen zo’n nietige opzegging zal de werknemer wel binnen twee maanden na het (ongeldige) einde van de arbeidsovereenkomst een beroep moeten instellen. Doet hij dat niet, dan staat hij met lege handen. Hij kan dan niet langer (succesvol) zijn arbeidsovereenkomst en het loon claimen. Tot nu toe oordeelden de meeste rechters dat een aanzegging niet als opzegging mag worden beschouwd. Het belangrijkste argument voor dit oordeel is dat het doel van de aanzegging en het doel van opzegging zich niet met elkaar verdragen.
Dit betekent dat als een werkgever aanzegt, terwijl hij eigenlijk moet opzeggen, de arbeidsovereenkomst blijft doorlopen. De werknemer blijft dan gewoon in dienst en heeft recht op arbeid en loon. De vervaltermijn die hierboven is genoemd geldt hier niet omdat feitelijk niet is opgezegd.