Met de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) is het arbeidsrecht flink op de schop gegaan. Zo is onder meer de kantonrechtersformule (de formule waarmee de rechter voorheen de zogenaamde ontbindingsvergoeding vaststelde in een ontslagprocedure) vervangen door een ruime toewijzing aan werknemers van een transitievergoeding bij ontslag. Naast deze transitievergoeding kan een werknemer bij (ernstig) verwijtbaar handelen vanuit de zijde van de werkgever in bepaalde gevallen (tevens) aanspraak maken op toewijzing van een billijke vergoeding. De Hoge Raad (het hoogste rechtsprekende orgaan in Nederland) heeft zich inmiddels meermaals uitgelaten over de vraag welke factoren al dan niet van belang zijn bij het bepalen van de hoogte van een billijke vergoeding.
Dat een verzoek tot toewijzing van een billijke vergoeding in bepaalde gevallen de moeite waard kan zijn, volgt uit een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 24 april van dit jaar. In deze uitspraak, welke uitspraak op 10 mei 2018 is gepubliceerd op de site van de rechtspraak (www.rechtspraak.nl) onder kenmerk ECLI:NL:RBNHO:2018:3077, is aan een werknemer een billijke vergoeding toegekend van maar liefst € 628.000,-. Hoe deze tot stand is gekomen, leest u verderop in dit artikel.
In de zaak welke ten grondslag lag aan voormelde uitspraak ging het om een 59-jarige werknemer die in 1983 in dienst is getreden bij zijn werkgever. Deze werknemer krijgt in maart 2017 te horen dat zijn functie komen te vervallen en dat hij wordt vrijgesteld van het verrichten van arbeid. Werknemer berust echter niet in deze mededeling en vraagt zijn werkgever om nadere uitleg. Doordat de werknemer niet overgaat tot ondertekening van een beëindigingsvoorstel vraagt de werkgever vervolgens een ontslagvergunning aan bij het UWV-Werkbedrijf wegens bedrijfseconomische redenen. Het UWV-Werkbedrijf weigert deze ontslagvergunning op 7 november 2017. Doordat ook deze ontslagmogelijkheid niet is geslaagd, dient de werkgever vervolgens een ontbindingsverzoek in bij de rechtbank tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met werknemer.
De rechtbank oordeelt in deze procedure dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en zich volledig heeft onttrokken aan haar verplichtingen als goed werkgever. Ook begrijpt de rechtbank dat de werknemer de afgelopen periode als fysiek en emotioneel belastend heeft ervaren. De rechtbank is van oordeel dat de werknemer een billijke vergoeding toekomt om het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever te compenseren. Met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de werknemer (leeftijd, duur dienstverband en positie op de arbeidsmarkt) en het handelen van de werkgever, bepaalt de rechter de hoogte van de billijke vergoeding uiteindelijk op € 628.000,-.
Uit het vorenstaande volgt dat het in bepaalde gevallen de moeite waard kan zijn om verweer te voeren tegen een aangekondigde beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Van belang hierbij is dat u zich tijdig tot een gespecialiseerd advocaat wendt.