Recentelijk heeft er een kort geding plaatsgevonden voor de voorzieningenrechter in Utrecht. Deze was gestart door Knegtmans Advocaten & Mediators als gemachtigde van de werkgever tegen de FNV die stakingen en acties voerden, nadat zij van mening waren dat onderhandelingen over de invoering van een salarissysteem tot niets hadden geleid. Hierna zal kort worden ingegaan op de belangrijkste standpunten en de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De belangrijkste reden tot het starten van dit kort geding was gelegen in de CAO Metalektro, die een zogenaamde vredesplichtbepaling kent. Het stakingsverbod komt erop neer dat tot 1 juni 2018, om welke reden dan ook, niet mag worden gestaakt. Echter is ook bepaald dat dit stakingsverbod vervalt indien het onderwerp van de voorgenomen werkstaking of andere acties een onderwerp betreft dat in of krachtens de cao is geregeld: vier weken na de datum waarop aan de Bemiddelingsinstantie een verzoek om bemiddeling en/of beoordeling is gedaan. De werkgever stelde zich op het standpunt dat deze 4 weken na de betreffende melding nog niet waren verstreken, waardoor de FNV in strijd handelde met het betreffende artikel van de cao en derhalve onrechtmatig.
De voorzieningenrechter wijst partijen terecht op artikel 4.6 van de cao, waarin is bepaald dat de werkgever, de werkgeversvereniging (FME) en de werknemersvereniging (FNV) met elkaar moeten overleggen over de invoering/ingrijpende wijziging van het salarissysteem, dat de salarisschalen zullen worden gebaseerd op de in de onderneming bestaande betalingsniveau’s en dat de werkgever ten behoeve van het overleg de nodige gegevens zal verstrekken. Dat dit artikel – zoals FNV aanvoert – ruimte laat voor overleg en onderhandeling over de inhoud van het salarissysteem, betekent niet dat het geen onderwerp is dat in of krachtens cao is geregeld. De voorgaande conclusie brengt met zich mee dat het stakingsverbod, gelet op het bepaalde in de cao, vervalt vier weken na de datum waarop aan de Bemiddelingsinstantie een verzoek om bemiddeling en/of beoordeling is gedaan.
Tussen partijen staat vast dat de werkgever bij brief een verzoek aan de Bemiddelingsinstantie heeft gedaan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden de vier weken termijn niet is aangevangen met het door werkgever gedane verzoek aan de Bemiddelingsinstantie. Zij had namelijk moeten weten dat niet zij, maar de werkgeversorganisatie waarvan zij lid is het verzoek had moeten indienen en het had volgens de voorzieningenrechter op haar weg gelegen om dit af te stemmen met FME. De vier weken wachttermijn was daarmee ten tijde van de zitting nog niet verstreken, wat betekent dat FNV zich van collectieve acties, stakingen inbegrepen, dient te onthouden.
FNV is het vonnis van de voorzieningenrechter nagekomen en heeft zich van verdere stakingen onthouden. Uiteindelijk zijn partijen opnieuw met elkaar om tafel gaan zitten en hebben zij een akkoord bereikt. De gemaakte afspraken worden komende week positief voorgelegd aan de leden van FNV Metaal, leden zullen stemmen over het akkoord.